Cookie beleid DVS'33 Ermelo

De website van DVS'33 Ermelo is in technisch beheer van VoetbalAssist en gebruikt cookies. Hieronder de cookies waar we je toestemming voor nodig hebben. Lees ons cookiebeleid voor meer informatie.

Functionele cookies

Voor een goede werking van de website worden deze cookies altijd geplaatst.

Analytische cookies

Google analytics Toestaan Niet toestaan

Marketing cookies

Facebook Toestaan Niet toestaan
  • DVS-TV & DVS-Video

  • Top-en Hoofdsponsors
  • Eerstvolgende wedstrijd

voeg je eigen gadgets toe aan deze pagina!

Organisatie en bonden

Als enige organiseert de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond in ons land de meest populaire sport ter wereld. Een gegevenheid. Dat was anders in de beginperiode, toen alles in de samenleving nog onderhevig was aan de verzuiling. Iedereen zocht zijn of haar heil bij de zuil, waarbij men maatschappelijk behoorde: Rooms-Katholiek, Protestant, socialistisch, algemeen/liberaal en dergelijke. De samenleving was dus duidelijk gescheiden in maatschappelijke groepen. Dat vond men terug in de keuze voor religie, scholen, ziekenhuizen, omroepen, kranten, algemene (liberalen), maar ook in de sport. Zo kende het Nederlandse voetbal tot de inval van de Duitsers naast de KNVB nog diverse voetbalbonden. Die grootste bond organiseerde toen vooral het zondagvoetbal met de zaterdag als stiefkind. Die dag was overigens tot ‘60 nog gewoon een werkdag in een werkweek van 48 uur. Het is nu nauwelijks voor te stellen, dat er tot 1940 over meerdere perioden in totaal 113 voetbalbonden zijn geregistreerd (volgens de Databank Sport). Niet alle bonden waren gebaseerd op een maatschappelijke stroming, maar vaak puur gericht op een bepaalde regio of stad of binnen een zuil op een stad of streek, zoals de Utrechtse Provinciale Voetbal Bond of de Amsterdamse Voetbal Bond. Dit artikel zal zich beperken tot de belangrijkste bonden of degene die in de historie van DVS relevant zijn.

Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond

Deze bond werd in 1889 opgericht door een tiental voetbalclubs (toen vaak nog als onderdeel van bijvoorbeeld een cricketvereniging) uit het westen van het land. Alleen van de Wageningse club Go Ahead kwam een adhesiebetuiging. Aanvankelijk heette deze bond de Nederlandse Voetbal en Athletiek Bond, tot in 1895 de atletiek geen deel meer zou uitmaken en deze verder ging als NVB. Veertig jaar na de oprichting volgde het predicaat Koninklijk. In 1904 was deze voetbalbond ook als één van zeven nationale bonden betrokken bij de oprichting van de wereldvoetbalorganisatie FIFA.
Het doel van de voetbalbond was het bevorderen van en het algemeen bekendheid geven aan het voetbalspel en de athletische spelen in Nederland.


Op 8 december 1889, toen Mulier pas 24 jaar oud was, richtte hij de Nederlandschen Voetbal- en Athletischen Bond (NVAB) op. In 1895 veranderde de naam van de bond in Nederlandse Voetbalbond (NVB). (Bron: knvb.nl)

Het voetbal was natuurlijk ouder dan de oprichting van de NVB in 1889. Het “moderne” voetbal vond zijn oorsprong in Engeland, waar de sport vooral op scholen bedreven werd in de vorm van een bekercompetitie. Regels waren nog niet vastgelegd. Pas toen dat gebeurde ging rugby zich ook onderscheiden van Football. Waar de Amerikaanse variant nog steeds die naam bezigde, kreeg het voetbal daar de naam van Soccer, afgeleid van de Engelse nationale voetbalbond Football Association (van 1863).

In Nederland deed het voetbal zijn intrede via een van oorsprong Engelse textielbaron in Enschede en de eerste wedstrijd werd in 1885 in die stad gespeeld tussen Engels textielarbeiders en een Britse delegatie uit Den Haag. Het Haarlemse HFC gold als de oudste voetbalclub in Nederland met het oprichtingsjaar 1879, terwijl Utile Dulci uit Deventer toen al vier jaar bestond, maar die cricketvereniging voegde pas later een sectie voetbal toe.

Het voetbal was zeker in het begin een elitaire sport. Door de mobilisatie in de eerste Wereldoorlog (’14-’18) maakten ook de lagen “daaronder” kennis met sport en dus ook de arbeiders. Verschillende lagen van de bevolking vonden elkaar in de rangen van de NVB. Vanwege het ruwe spel van die rauwe arbeiders overwoog de elite zich nog even om zich te verenigen in een aparte bond, maar daar is het niet van gekomen.

In de beginjaren van het Nederlandse voetbal was er nog geen competitie en speelde men op afspraak, waarbij ook nog eens de duur van de wedstrijd en regels afgesproken moesten worden.
Waar het Protestantisme voetbal op zondag verfoeide, was het voor Katholieken wel mogelijk om op de rustdag te voetballen. Veel Roomse clubs zijn dan ook (mede) opgericht door vooral de lagere geestelijkheid. Zodoende probeerde men invloed op de jeugd te houden en te voorkomen, dat die haar heil zou gaan zoeken in neutrale verenigingen. Bovendien was sporten beter dan bijvoorbeeld het bezoek aan een kroeg. Naast de NVB ontstonden er in een aantal bisdommen zodoende ook ook Katholieke voetbalbonden. Landelijk was de NVB dan wel de grootste voetbalbond, maar onder de grote rivieren bestond er geduchte concurrentie van Katholieken.

Zaterdagvoetbal

De oorsprong van het zaterdagvoetbal ligt in Amsterdam, waar in 1911 de Amsterdamsche Kantoorvoetbalbond (AKVB) werd opgericht. Voor kantoren (die in die tijd al een vrije zaterdag(-middag) kenden en bedrijven met volcontinuediensten bleek er een voorkeur om op die dag te voetballen boven de zondag. Eenzelfde initiatief bestond in Utrecht in 1920 met de UKVB. De NVB hield nog zich niet bezig met zaterdagvoetbal ondanks de opkomst van Protestante clubs en bedrijfsverenigingen in de 20-er jaren en liet dat over aan de gewestelijke voetbalbonden (zoals de UPVB, AVB in Amsterdam, TVB in Twenthe, GVB in Gelderland, e.d. Quick Boys (in 1920 nog opgericht als zondagclub) was een van de voortrekkers om via de Leidse voetbalbond het zaterdagvoetbal van de grond te krijgen. De UPVB organiseerde in ’32-’33 voor het eerst een zaterdagmiddagcompetitie (ZMC) met daarin ook een klasse op een deel van de Noord-West Veluwe, waarin de twee voorlopers van DVS (EFC en Ajax) onder andere uitkwam tegen HVC en Entre Nous uit Harderwijk en HGM uit Putten.

De oprichting van de Christelijke Nederlandse Voetbalbond (CNVB) in 1929 kreeg een verdere impuls na de fusie met de Rotterdamsche Christelijke Voetbalbond (RCVB) van 1923. Na een jaar UPVB stapten de Ermelose- en andere streekclubs in ’33 over naar de CNVB ondanks verwoede pogingen van de provinciale voetbalbond om dat besluit te keren.

Na de fusie van alle erkende- en niet erkende voetbalbonden na de inval van de Duitsers in Nederland in mei 1940 nam de NVB (tijdens de bezetting zonder K) ook het zaterdagvoetbal te hand. Landelijk vooral in de afdelingen (vaak betiteld als de “onderbonden”) en in het District West 2 in twee 4e klassen KNVB. Het Zuid-Hollandse voetbal zou daardoor lang een voorsprong hebben op het overige deel van het land.

Noord Veluwsche Voetbal Bond
Het voetbalvirus was inmiddels van Amersfoort via Nijkerk al rond 1900 overgewaaid naar Ermelo, Nunspeet (dat tot ’72 tot de gemeente Ermelo behoorde) en Harderwijk. Vanaf 1901 bestond in Ermelo de Ermelosche Voetbal Club (EVC), later Veluvia geheten. De gemeente kon zondagvoetbal grondwettelijk niet verbieden, maar wel het spelen van wedstrijden op de ‘Dag des Heren’ binnen de bebouwde kom en deed dat ook met het oog op het verstoren van de zondagsrust. Bij gebrek aan een competitie op de zaterdag was de club, die later EFC ging heten, veroordeeld tot het spelen van vriendschappelijke wedstrijden en seriewedstrijden, zoals toernooien toen nog genoemd werden.


Waar later de wieg stond van DVS'33, werd in 1922 de Noord Veluwsche Voetbal Bond  opgericht, bij stalhouderij Bakker

De behoefte aan een competitie op de zaterdag leefde in Ermelo en de omliggende plaatsten zo sterk, dat er verzocht werd om een bond daarvoor op te richten. Het Algemeen Sportblad Utrecht van 28 maart 1922 (pag. 274) maakte melding van de oprichting van de Noord-Veluwsche Voetbalbond te Ermelo. Een plan daarvoor was al kenbaar gemaakt bij de Gelderse Voetbal Bond. Het bestuur van de GVB liet op 22 januari 1922 aan de NVB (nog zonder de K) weten, dat het hier geen bezwaar tegen had en deze nieuwe bond graag als onderafdeling zou erkennen speciaal voor elftallen op de Veluwe, waar zondagvoetbal verboden is, aldus het sportblad van 2 februari 1922. Het bestuur van de UPVB besloot in de vergadering van 4 februari meer informatie op te vragen (Algemeen Sportblad Utrecht 14 februari 1922 (pag. 207). De levensbeschouwing was neutraal, maar de speeldag was alleen op zaterdag. Het werkingsgebied was regionaal. De eerste vermelding was in januari 1922. De officiële oprichtingsdatum was op 18 maart 1922 te Ermelo. Het was een neutrale bond, die alleen op de zaterdag wedstrijden organiseerde. Dat was ook het enige jaar, dat die bond bestaan heeft.

Het bleef dus behelpen voor de clubs in de regio. Dat werd anders, toen de UPVB naast de competities op de zondag ook die op de zaterdag ging organiseren in de eigen provincie, Het Gooi (Huizen/Hilversum) en het deel van de Noord-West Veluwe tot Hulshorst. De voorlopers van DVS, EFC en Ajax kozen in ’32-’33 nog voor de UPVC, maar stapten in het daaropvolgende seizoen in navolging van het Harderwijkse HVC en HGM uit Putten over naar de Christelijke Nederlandse Voetbal Bond. Daar zou DVS als fusieclub ook in uitkomen. Of die zaterdagmiddagcompetities ook naar tevredenheid verliepen, was nog de vraag. HVC overwoog zelfs om over te stappen naar het zondagvoetbal, maar ook daar was bv VVOG ontevreden. Dat betrof dan vooral de reisafstanden.


In 1933 kwamen clubs als Ajax, EFC, HVC, Sparta Nijkerk en HGM in het Oranje Hotel nabij het station naar aanleiding van hun overstap van de UPVB naar de CNVB. (Foto: Herinner je je Ermelo)

Fusie onder dwang
Of het ooit tot een fusie gekomen zou zijn tussen alle voetbalbonden met de KNVB, zal de vraag blijven. Met de inval van de Duitsers in mei 1940 kwam daar verandering in. Om te voorkomen, dat de fusie van de bonden onder dwang van de bezetter tot stand zou komen, kozen zij zelf tot een samengaan. Met de KNVB, die in de oorlogsjaren wel het predicaat Koninklijk verloor, was er nog één landelijke voetbalbond. Daaronder “hingen” de afdelingen. Zo ging de UPVB afdeling Utrecht heten, de AVB afdeling Amsterdam, etc. Voor die afdelingen bleef lang de term ‘onderbond’ in zwang.
Begonnen in 1891 met één klasse alleen op de zondag in het gebied, dat nu bestaat uit de districten West 1 en 2, met vijf clubs groeide de KNVB in ’39-’40 naar vijf 1e klassen (in elk district 1) en daaronder met in elk district twee 2e klassen, en daaronder 3e en 4e klassen. Opvallend was het grotere aantal klassen in Zuid (4x 2e, 27 3e klassen). In het eerste oorlogsjaar lag het voetbal grotendeels stil. Daar kwamen in ’41-’42 twee 4e klassen bij in het district West 2. Dat had te maken met het grote aantal zaterdagclubs in dat district en het niveau. Dat werd vergeleken met de 4e klasse zondag. Quick Boys en Noordwijk waren op dat niveau clubs van het eerste uur. Buiten West 2 kwamen de voetbalclubs uit in de ‘onderbond’; DVS in de afdeling Utrecht. In ’44-’45 werd door de oorlog de competitie in de diverse klassen niet uitgespeeld.

DVS succesvol in de Afdeling
De Afdeling Utrecht had aanvankelijk twee 1e klassen en later in de oorlog drie en daaronder 2e klassen. In ’43 werd DVS kampioen in haar klasse en streed met Huizen om het algeheel kampioenschap van de Afdeling. Het doelsaldo bracht die titel na een dubbel (waar beide clubs hun thuiswedstrijd wonnen) naar Ermelo. Dat werd nog eens herhaald in ’45-’46, toen de Ermeloërs de nacompetitie in toernooivorm op hun naam schreven ten koste van het Utrechtse SSVU en IJsselmeervogels. De drie clubs promoveerden naar de nieuw ingestelde 4e klasse van de KNVB en waren dus binnen de grenzen van hun mogelijkheden KNVB-club van het eerste uur. Dat werd mogelijk, omdat de Amsterdamse zaterdagvoetbalclubs eindelijk overstag gingen. In principe had het District West 1 dezelfde potentie als West 2, maar die hoofdstedelijke clubs hadden vooralsnog weinig trek om buiten de voorheen eigen kantoor- en bedrijfsbond en later buiten de Afdeling Amsterdam Zaterdag te voetballen. Onder andere vanwege het verre reizen naar clubs als IJsselmeervogels, Spakenburg, Huizen, Zuidvogels, DOVO en ook DVS, wat binnen de grenzen van de Afdeling Utrecht toch een aansprekende club was.
Het Harderwijkse VVOG was in ’45 begonnen met een zaterdagsectie en kwam uit in de 2e klasse Afdeling Utrecht en stuitte daarin nog op het tweede elftal van DVS. De groenwitten werden wel meteen kampioen.

Behalve in Noord had elk district nu een 4e klasse en West 2 zelfs twee en daarboven ook nog een 3e klasse. Het zaterdagkampioenschap bleef daardoor voorbehouden aan West 2. DVS kwam in een competitie met de andere kampioenen uit de afdeling Utrecht (SSVU en IJsselmeervogels), de afdeling Haarlem (IJmuiden en SIZO uit Hillegom) de Amsterdamse clubs SOS’33 (het latere AMVJ), VVGA, De Geuzen, PVWA en Kromhout. Opvallend was hierbij, dat een aantal van die Amsterdamse vereniging tot ’40 vooral furore maakten in het hoofdstedelijke bedrijfs- of kantoorvoetbalbond, die dus kennelijk voor de zaterdag wel sterke clubs leverden. IJsselmeervogels werd dat jaar glansrijk kampioen met DVS op een gedeelde vierde plaats. Ook het jaar daarop zouden de Ermeloërs in West 1 in de 4e klasse spelen, dat evenals West was uitgebreid met een tweede 4e klasse. In de 4e klasse B trof DVS nieuwe tegenstanders als SNL (Amsterdam), Zuidvogels (Huizen) en Spakenburg. Met een derde plaats hielden de geelzwarten vijf tegenstanders onder zich, terwijl IJsselmeervogels weer kampioen werd.

Hoogtepunt voor DVS in 4e klasse
Het aantal 4e klassen werd opnieuw uitgebreid en als een van de clubs op de grenslijn Harderwijk-Veenendaal werd DVS in ’48 overgeheveld naar Oost. De zaterdagkampioen werd nog altijd geleverd door de enige 3e klasse in West 2. Het seizoen ’48-’49 vormde overigens wel een hoogtepunt in de clubhistorie, want met DOVO werd in een beslissingswedstrijd op “Birkhoven” in Amersfoort gestreden om het kampioenschap, dat overigens naar Veenendaal ging.

In ’49-’50 kregen ook de clubs uit Spakenburg de gelegenheid om mee te strijden om de zaterdagtitel, omdat daar naast West 2 in West 1 ook een 3e klasse werd ingesteld. Die mogelijkheid bleef voor DVS buiten beeld, doordat de Ermeloërs tot en met ’58 in Oost zouden uitkomen. Toen ook Oost in ’50 een 3e klasse kreeg, promoveerde DVS daarnaartoe in navolging van kampioen WHC, Nunspeet en DOVO na een gewonnen beslissingswedstrijd tegen Go Ahead Kampen. De geelzwarten zouden in die 3e klasse nooit meedoen om het kampioenschap en in de moeilijke jaren van ’55 en ’58 ook twee keer degraderen. De club speelde overigens in die jaren onder de naam sv Ermelo, maar leverde die weer in in het rampjaar ’58. Er volgde een afsplitsing en uit angst, dat de nieuwe club er met de naam van doorging, werd de naam DVS’33 weer aangenomen. De afsplitsing ging verder als EFC’58, dat tot ’96 in de afdeling Utrecht zou spelen.

Invoering Betaald voetbal zonder invloed op zaterdagvoetbal
Het seizoen ’54-’55 gaf een belangrijke verschuiving in het voetbal te zien, hoewel het de zaterdag niet raakte. Op 12 maart 1953 speelden Nederlandse profs een benefietwedstrijd tegen het nationale elftal van Frankrijk vanwege de watersnoodramp in februari 1953, die Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden op 1 februari zo getroffen had. Opmerkelijk, want de KNVB had betaald voetbal in Nederland verboden en profs, die in het buitenland aan de slag gingen mochten niet meer uitkomen voor het Nederlands Elftal. Tegen het sterke Frankrijk wonnen de Nederlandse beroepsvoetballers in het Parc des Princes met 1-2. In Nederland verloor het officiële Nederlands Elftal met diezelfde cijfers van Denemarken. Wat echter belangrijker was dan de uitslag; Nederland kon niet meer om betaald voetbal heen. De Nederlandse Beroeps Voetbal Bond, een wilde bond die niet door de KNVB werd erkend, organiseerde al vanaf ’52 wedstrijden, maar met de fusie van de KBVB was de KNVB ook overstag gegaan. Het betaald voetbal ging in Nederland in ’54 van start met vier 1e klassen. Het seizoen daarop twee divisies daarboven bestaande uit achttien clubs en daaronder drie divisies met veertien clubs. Het zondagvoetbal behield bij de amateurs drie 1e klassen en in de zes districten (Zuid 2 had alleen maar zondagvoetbal) twaalf tweede klassen. Op de zaterdag bleef de 3e klasse vooralsnog het hoogste (5x). In ’56-’57 kwam er pas een Eredivisie met achttien clubs, twee Eerste- en twee Tweede Divisies. De saneringen het betaald voetbal zorgden ervoor, dat dat teruggebracht werd tot een Ere-, een Eerste- en een Tweede Divisie.

Top verwijdert zich van DVS

Het seizoen ’56-’57 gaf West 2 bij de amateurs op de zaterdag opnieuw een voorsprong met het instellen van een 2e klasse. Een situatie, die vier seizoenen zou duren, want in ‘60 kwamen er nog twee 2e klassen bij, die nog verder uitgebreid zouden worden tot vijf. In ’65 naar 4 en drie jaar daarna naar 5.

DVS verhuisde met het standaardelftal na de degradatie in ’58 weer naar West 1, waar het vijf jaar zou nodig hebben om de 3e klasse te bereiken. Dat was dus niet meer het hoogst mogelijke niveau voor de geelzwarten. De Ermeloërs waren in de eigen regio ook al gepasseerd door VVOG en SDCP. Noord kreeg in ’65 zijn 2e klasse.

Met vijf 2e klassen in ’68-’69 kon de zaterdagkampioen voor het eerst met de zondagkampioen strijden om het algeheel landskampioenschap. De winnaars van de vijf 1e klassen streden om de zaterdagtitel. Die eer viel VVOG te beurt na op de zaterdag o.a. Spakenburg en Quick Boys achter zich gelaten te hebben ook te winnen van zondagkampioen Middelburg. In datzelfde seizoen nam de KNVB door weer een sanering afscheid van de Tweede Divisie.
De Harderwijkers misten overigens een jaar later de promotie naar de nieuwe 1e klasse, waarmee de zaterdag voor het eerst in de historie gelijke tred hield met de zondag. Op de zaterdag begon men met twee 1e klassen terwijl de zondag er zes telde. De top van het amateurvoetbal liep verder weg van DVS, dat bezig was aan het “eeuwig derdeklasserschap”. SDCP reikte overigens in die jaren voor het eerst naar het hoogste platform op de zaterdag.
Met ingang van ’74-’75 kreeg het zondagvoetbal er drie Hoofdklassen boven, maar voor de strijd om het algeheel landskampioenschap bij de amateurs had dat geen gevolgen. In ’78 werden de 1e klassen op de zaterdag uitgebreid van twee naar drie. DVS zou een jaar later afdalen naar “de kelder van de KNVB”; de 4e klasse.

Reorganisatie amateurvoetbal in ‘96
Toen DVS in ’88 voor het eerst het hoogste podium van het zaterdagvoetbal betrad, was die situatie nog onveranderd. De tweede degradatie uit de 1e klasse in ’96 (de eerste was in ’90 met een directe terugkeer in het seizoen daarop) markeerde een grote reorganisatie van het amateurvoetbal. Alle afdelingen, zoals de afdeling Utrecht, werden opgeheven en onder de 4e klassen in de KNVB-districten ondergebracht. In navolging van het zondagvoetbal heette de hoogste klasse op de zaterdag nu ook Hoofdklasse. Let wel: Er was geen sprake van promotie van de 1e naar de Hoofdklasse. En DVS degradeerde dus van de 1e klasse naar …. de 1e klasse. En alles daaronder schoof door. De 4e klasse in ’96 werd toen eigenlijk de Hoofdklasse van de Afdeling. Daaronder de 5e klasse. In sommige districten liep dat door tot de 7e en op de zondag zelfs tot de 8e. Ook het aantal districten nam toe; op de zaterdag van vijf naar acht en op de zondag van zes naar negen. DVS was organiek altijd ingedeeld in West 1 (en in de jaren ’48-’58 en het seizoen ’83-’84 uitgeleend aan Oost), kwam nu uit in het nieuwe district Midden (de voormalige afdelingen Amsterdam en Utrecht).
Een jaar eerder vond er een belangrijke wijziging in de puntentelling plaats. In plaats van twee punten per overwinning kreeg de winnaar er drie. De wijziging was bedoeld om het spelen op een gelijkspel onaantrekkelijker te maken.

Dat aantal werd in ’01-’02 voor de zaterdag weer teruggebracht tot het oude aantal van vijf (en zes op de zondag), maar ook de laagste klassen kwamen in de meeste districten te vervallen. Merkwaardig genoeg profiteerde EFC’58 daarvan. De Ermeloërs waren in een 5e klasse A laatste geworden, waar Rood-Wit’58 kampioen werd, maar speelden het seizoen daarop weer samen met de Puttenaren in de 4e klasse B in Oost. DVS werd als club ook organiek overgeheveld naar dat district. Voor de geelzwarten betekende het wel, dat zij na de degradatie in ’02 terechtkwamen in de sterke 1e klasse D, ook wel gekscherend de “Hoofdklasse D” genoemd. Het lukte DVS niet meer om na een degradatie na één of twee jaar weer terug te keren op het hoogste niveau.

Invoering Topklasse in ’10 en Tweede Divisie in ‘16
De eerstvolgende promotie van de Ermeloërs in ’10 was door een nieuwe verandering ook niet meer naar het hoogste platform. Anderzijds had de promotie ook te maken met die verandering. Met ingang van dat jaar zou de Topklasse, zowel in de zaterdag als de zondag, ingevoerd worden. Dat zorgde in alle klassen daaronder in een versterkte promotieregeling, waarbij de vierde plaats in de eindrangschikking in de 1e klasse genoeg was voor een directe stap omhoog en de periodekampioenen nog een herkansing kregen. DVS finishte als derde en keerde terug in de Hoofdklasse.

De Topklasse zou zes jaargangen gaan tellen. De eerste vijf daarvan gingen aan DVS voorbij, maar van de laatste (’15-’16) zouden de geelzwarten weer deel uitmaken door het kampioenschap in de Hoofdklasse C. Overigens waren de volgende veranderingen in dat seizoen al opkomst. Het moest volgens de KNVB op aangeven van de UEFA, dat de laagste club uit de Jupiler League (Eerste Divisie) moest degraderen naar de amateurs (Tweede Divisie) en andersom de kampioen van de Tweede Divisie promoveerde naar de Jupiler League. In het debuutjaar van de Ermeloërs in de Topklasse zouden de zeven beste clubs van de zaterdag en van de zondag toetreden tot de Tweede Divisie. De zevende plaats bleef voor DVS nog uit beeld (9e), zodat het “slechts” voor één seizoen weer acteerde op het hoogste podium. De naam Topklasse kwam te vervallen en zou vervangen worden door ‘Derde Divisie’.



In '14-'15 werd DVS kampioen van de Hoodfklasse C en promoveerde naar de Topklasse, het hoogste niveau in het amateurvoetbal. De geel zwarten streden meteen mee voor promotie naar de nieuwe Tweede Divisie.

Met alle kritiek op de Tweede Divisie wilden de topamateurclubs toch graag deel uitmaken van die nieuwe elite. Wat echter slecht viel bij de amateurs, was dat er beloftenteams toegevoegd werden aan de Tweede- en Derde Divisie. Minder beleving en competitievervalsing waren de sleutelwoorden. De KNVB liet de oren echter hangen naar de betaaldvoetbalorganisaties. Na de eerste editie van de Tweede Divisie liet de pijn van die piramidevorm zich al gelden. Door de degradaties van beloftenteams uit de Tweede Divisie zou de Derde Divisie Zaterdag aanvankelijk onevenredig zwaar toebedeeld worden door de oudste opleidingselftallen van de BVO’s; vijf op de zaterdag tegen één op de zondag. Vitesse nam de mogelijkheid om te switchen van de zaterdag naar de zondag aan en Magreb’90 bleek bereid om als organieke zondagclub te verhuizen naar de zaterdag.

Het gaf de KNVB het gevoel, dat de balans enigszins is hersteld met nu vier tegen twee. DVS gooide zelf de knuppel in het hoenderhok na de 1-0 nederlaag bij Jong FC Twente, waar toenmalige hoofdtrainer Gert-Jan Verbeek in die wedstrijd verlangde, dat de bankzitters en de invallers de zaterdag daarop tegen DVS op het wedstrijdformulier stonden. Na de verdeling van vier beloftenteams op de zaterdag werd de dispensatieregeling verder aangescherpt en de balans verder hersteld met in beide Derde Divisies nog maar één BVO. Het inpassen van jong-BVO’s zou voor oneigenlijke promotie- en degradatieregelingen blijven zorgen. Vanaf ’19-’20 gaat de KNVB een beloftencompetitie organiseren parallel aan de twee Derde Divisies. In die laagste divisie komen dan geen Jong-elftallen meer uit (tenzij een ernstige pandemie roet in het eten gooit).

 

(Laatste wijziging 20200403)